Hij werd in Tilburg geboren en studeerde te Turnhout de humaniora en in Leuven aan de Artesfaculteit (Letteren en Wetenschappen). In 1779 werd hij tot primus (beste alumnus van het studiejaar van de 122 studenten) uitgeroepen aan deze faculteit der Artes in de ´Paedagogie Het Vercken´ *). Op 31 augustus 1779 werd de - als primus - afgestudeerde feestelijk in Tilburg ingehaald. Door de Leuvense studenten werd toen hun vaandel ´Het Vercken´ aan het Sint Jorisgilde van Tilburg geschonken. In 1919 verbrandde dit kleinood en nu is er een getrouwe kopie aanwezig. Op 24 november 1797 bezocht Anthonie van Gils in Tilburg de ´notaris openbaar geadmitteerd binnen Tilborg resideerende´, genaamd Isaac Bles. Hij liet daar vastleggen, slechts 39 jaar oud, dat hij afzag van zijn legitieme portie van de erfenis. Zijn vader Jan van Gils leefde nog, evenals zijn broers en zusters. Anthonius gaf te kennen ´dat hij door de kosten welke zijn ouders ten zijnen opzigte van zijne jeugd af hebben moeten besteeden tot bevordering van studie en weetenschappen´ (…) , dat hij dit overdagt hebbende en willende niet alleen zijn nog in leven zijnde vader, maar ook zijne zusters en broeders, daar van de nodige blijk geven en hun diesweges gerust stellen (...). Sinds 1780 was hij lector in de wijsbegeerte in het Leuvense Pauselijk college. Eveneens doceerde hij als lector op diverse theologische opleidingen in Leuven: in het Pauselijk college, in het Oratorium en vanaf 1783 in de Abdij van St. Gertrudis. In 1783 werd Van Gils priester gewijd te Antwerpen. Hij behaalde in 1785 het licentiaat in de theologie. De Oostenrijkse Nederlanden, het tegenwoordige België, voerden een anti-klerikale politiek. De ´verlichte despoot´ keizer Joseph II van Oostenrijk (een bewonderaar van de componist Mozart) heerste in dat gebied en liet zich gelden. Dat merkte Van Gils. Hem werd, als begaafde jonge priester, een leerstoel aangeboden op het zogenaamd ´seminarie generaal´ in de Leuvense universiteit. Hij bedankte voor de eer en ontkwam naar het noorden: in 1786 werd hij eerst assistent in een parochie in Eindhoven en vanaf 8 december 1786 rector van de schuilkerk ´De zeven Weeën´, achter de Vughterstraat/Sint Jorisstraat in ´s-Hertogenbosch. Vanaf begin 1790, toen de universiteit weer kon functioneren, werd hij in Leuven benoemd tot hoogleraar in de theologie. Ook werd hij kanunnik in de St. Pieterskerk. In november van hetzelfde jaar werd Van Gils als gijzelaar gearresteerd en naar Mechelen vervoerd, maar kwam al snel weer op vrije voeten. Hij doceerde in 1791 Grieks aan het Collegium Trilingue (waar ook Latijn en Hebreeuws werd onderwezen) in Leuven en nam deel aan overleg in Den Haag in dat jaar om tegenover gezanten van Oostenrijk, Engeland en Nederland de universiteitsbelangen van ´Leuven´ te behartigen. In 1794 missioneerde hij nog in het Franse bisdom Arras. Maar hij kwam naar Leuven terug, toen hij was benoemd tot rector magnificus van de universiteit in 1795. Hij werd toegelaten tot het doctoraat. Hij doceerde daar tot de universiteit door de Fransen werd gesloten in 1797. Hij vluchtte met medeneming van een deel van de universiteitsarchieven naar Noord-Brabant en bezocht toen ook de bovengenoemde notaris Isaac Bles. Omdat vicaris Antonius van Alphen (van 1790 tot 1831 was hij de plaatsvervanger van de bisschop in ons missiegebied ´bisdom ´s-Hertogenbosch´) een snelle oprichting van een seminarie noodzakelijk achtte, Leuven immers was gesloten, huurde hij daartoe drie huizen op de Oude Dieze/Triniteitstraat in ´s-Hertogenbosch. Onder leiding van Van Gils begonnen daar op 29 januari 1798 de lessen aan de priesterstudenten. Al snel verhuisde men, het jaar daarop, naar het kasteeltje Nieuw-Herlaar te Sint Michielsgestel. Van Gils vestigde zich daar, met professor Gaspar Moser (1759-1819), om les te geven op het ´Groot Seminarie´. Maar vanaf 1800 tot 1806 deed Van Gils een stapje terug om te studeren en te schrijven. Toen werd zijn taak tot 1806 overgenomen door de theoloog Mattheus Burgers. Vanaf 1806 werd Van Gils weer president /bestuurder/hoogleraar van het seminarie. Er werd ook gebouwd, o.a. een nieuwe kapel. In 1810 nam Keizer Napoleon I in de Lage Landen de macht over van zijn broer Koning Napoleon. Het duurde niet lang of Antonius van Alphen (1748-1831) die, zoals gezegd, vanaf 1790 het bisdom als apostolisch vicaris bestuurde, werd door de Fransen gearresteerd en in de buurt van Parijs geïnterneerd. Van Gils was solidair met hem en ging mee om hem met goede raad bij te staan en zijn invrijheidstelling te bewerkstelligen, hetgeen niet lukte. Van Gils keerde terug naar hier en bracht Rome op de hoogte van de ontwikkelingen in het bisdom (dat zelfde deed Van Alphen vanuit Parijs). Ze schreven eveneens betogen om de geestelijken hier een hart onder de riem te steken. De internering van Van Alphen was het gevolg van het feit dat de door Napoleon benoemde bisschop Van Camp niet de wettige zending van de paus kreeg. Dat werd beide vooraanstaande geestelijken aangerekend: ze weigerden aan het inzicht van Napoleon te voldoen. Van Alphen bleef vast zitten en keerde pas terug op 24 april 1814. Op 10 juni 1812 volgde een represaille ten opzichte van Van Gils en professor Gaspar Moser, beiden verbonden aan het Groot Seminarie in Herlaar. Mèt kapelaan Moors van de St. Jacobsparochie in ´s-Hertogenbosch werden ze gevankelijk weggevoerd. (In deze periode van afwezigheid gaf de theoloog en hoogleraar Philippus van de Ven de colleges in Herlaar). Vanaf 27 december 1812 zaten ze Dijon, na een half jaar in Mechelen te zijn geïnterneerd. Deze Franse maatregel had te maken met de briefwisseling en acties die ze voerden om de door Napoleon benoemde bisschop Van Camp te weerhouden van zijn plan de benoeming te aanvaarden. Volgens het kerkelijk recht behoort een bisschop door de paus benoemd te worden. Op 16 december 1813 vluchtte deze bisschop Van Camp uit ´s-Hertogenbosch naar Antwerpen. Hij voelde zich hier niet veilig. De maand daarna verlieten de Fransen, gedwongen door de Pruisen en de Bosschenaren, ´s-Hertogenbosch. Eind januari 2014 keerden Van Gils en Moser vanuit Frankrijk terug naar het Groot Seminarie Herlaar in Sint Michielsgestel. In 1815 konden ze het seminarie opnieuw starten en tot bloei brengen. Op 15 april 1815 huurde de voornoemde vicaris Van Alphen in Berlicum het kasteeltje Veebeek, waar Van Gils het Klein Seminarie stichtte. Vanaf het begin was het seminarie door van Gils gepland als een volledige opleiding in twee afdelingen: een Groot Seminarie voor wijsbegeerte en theologie en een Klein Seminarie voor de humaniora. Het was Van Gils, de president van het Groot Seminarie, die in 1814 de eerste correspondentie voerde met Van Alphen over de huur van Veebeek te Berlicum. Maar hij bedacht tegelijkertijd dat bij een toename van het aantal studenten naar een andere locatie zou moeten worden omgezien. Van Gils stelde de prospectus op voor dit seminarie en de officiële opening vond plaats op 15 april 1815. De regent van Veebeek was Philippus van de Ven. In totaal hebben 63 leerlingen op Veebeek hun humaniora gedaan (waarvan er 34 uiteindelijk priester zijn geworden), voordat het huis op 14 november 1817 werd verlaten. Toen vond de verhuizing plaats naar het gehuurde kasteeltje Beekvliet in Sint Michielsgestel, waar in 1821 en 1823 een uitbreiding nodig was (Maar daar heeft van Gils geen aandeel in gehad, hij verbleef op het Groot Seminarie). Door een K.B. van Koning Willem I werden de deuren gesloten en verzegeld, maar op 2 november 1829 konden de studenten terugkeren, voor zover ze al niet op andere Latijnse scholen hun lagere studies hadden voltooid. Van Gils, op Herlaar verblijvende, had via zijn briefwisseling nog grote invloed op de bisschoppen, ook van de Zuidelijke Nederlanden om bij voorbeeld de gevaren te verminderen of weg te nemen voor de seminaristen in de opleiding op het Collegium Philosophicon in Leuven. Van Gils overleed op het seminarie Herlaar in 1834, op 10 juni, na enkele jaren geleden te hebben onder dementie. Het stoffelijk overschot werd in Schijndel naast het graf van vicaris Van Alphen ter aarde besteld. Zij hadden hun strijd gestreden voor de eenheid van de Kerk in zeer chaotische tijden. Van Gils heeft verschillende theologische studies geschreven. Ook legde hij de grondslag voor de kerkelijke geschiedschrijving van het bisdom ´s-Hertogenbosch met zijn in 1819 verschenen ´Katholyk Meyerysch Memorieboek´. Dit werk werd door latere schrijvers J.A. Coppens (verschenen in 1840-1844) en L.H.C. Schutjes (1870-1881) in hun standaardwerken over de geschiedenis van ons bisdom als uitgangspunt genomen. *) Primus van Gils: Anthonius van Gils was in de Nieuwlandstraat in Tilburg geboren en getogen. In Leuven studeerde hij op 20-jarige leeftijd af als beste student. Hij had zich laten inschrijven in de faculteit der Artes in de Pedagogie Het Vercken. Dit was een gebouw waar hoger onderwijs gegeven werd, maar waar ook de studenten woonden. Het stond er al vanaf 1428 en werd zo genoemd vanwege het huis met de naam ´Het Wilt Zwijn´ dat er tegenover stond. (Na deze algemene, maar zware Artes-opleiding, zou men met de hogere studies: kerkelijk recht, burgerlijk recht, geneeskunde of godgeleerdheid kunnen doorgaan. Er waren in Leuven vier ´Pedagogieën´ die het op het jaarlijks examen tegenover elkaar moesten opnemen. Van de 122 studenten bleven er na dagenlang examineren van elke Pedagogie eerst negen, daarna nog drie als besten over. Die moesten weer vijf uren examen afleggen in de moeilijkste vraagstukken van de wijsbegeerte. In het academisch jaar 1778/1779 werd tenslotte Antoon van Gils als beste van allen uitgeroepen, de primus, de eerste. De ´Primus van Leuven´ worden, dat was in de dagen van de oude Universiteit een hoge eer. In poëzie en proza werd ook het ´primaat´ van Anthonius van Gils geprezen. Zowel in Turnhout, waar hij zijn humaniora had volbracht, als in Leuven waar hij had gezegevierd, alsook in Tilburg waar hij was geboren. De Pedagogie ´t Vercken dat voor het derde achtereenvolgende jaar de primus leverde, werd onmiddellijk met een drievoudige kroon getooid. De universiteit zond boodschappers, vergezeld van trompetters, naar de familie Van Gils, de magistraat en andere hoogwaardigheidsbekleders in Tilburg. De jonge Van Gils werd een luisterrijke intocht in Leuven bereid, dat hij daarvoor eerst met dit doel verlaten had. De leden van de universiteit kwamen hem tegemoet en een erewacht te paard leidde de primus met muziek, klokgelui en gebulder van kanonnen ´t Vercken binnen. De kanonnen waren, versierd met loof en symbolen, geplaatst voor het collegegebouw. De hele burgerij nam deel aan de feestvreugde. De volgende dag, een zondag, begaven de studenten der wijsbegeerte zich, allen in het wit gekleed en met hun rood omboorde hoeden op, met de primus naar de kapel van ´t Vercken. Bij de afkondiging door de pedel dat Antonius van Gils met eenparige stemmen tot primus was uitgeroepen, hief men het Te Deum aan, terwijl Anton tussen twee professoren voor het altaar was neergeknield. De rest van de dag was het feest. Zijn medestudenten, voorafgegaan door een orkest, begeleidden de winnaar op de college-pleinen en vertoonden hem aan de toegestroomde menigte. Van tijd tot tijd werd hij de feestzaal weer binnen gevoerd om de gelukwensen van de notabelen en leden van de universiteit in ontvangst te nemen. De volgende dag werd hij, samen met de pedel die het woord deed, in een koets rondgeleid om de personen, die de regent van het college had aangewezen, voor de ceremoniële maaltijd uit te nodigen. De daarop volgende dag was het weer feest: de primus werd naar de pedagogie gevoerd, voorafgegaan door muzikanten en alle studenten van zijn pedagogie, allen met een pluimhoed op het hoofd. Hijzelf was vergezeld van de rector magnificus en de professoren, gevolgd door zijn ouders en andere genodigden. Dan, twee aan twee, de leden der universiteit in academische uitdossing en ander hoogwaardigheidsbekleders. Bij de pedagogie aangekomen werd de primus in een armstoel gezet en kreeg hij als enige een tapijt onder de voeten. Daar hield de deken der faculteit een redevoering waarvan het slot een lofrede was op de primus en na een licht examen schonk de kanselier aan hem en zijn medestudenten de titel Magister Artes. Nu pas werd de gehele uitslag van de examens bekend gemaakt. Zodra de naam A. van Gils was uitgesproken, zweeg de pedel en hief het orkest het zegelied aan, speciaal voor de held van het feest gecomponeerd. Na deze ceremonie keerde de stoet naar ´t Vercken terug, waar een schitterende maaltijd hen wachtte. De primus was gezeten aan de rechterhand van de rector magnificus die met de verguld-zilveren beker in de hand onder het nagerecht een heildronk op hem uitbracht. Een week later reisde de primus naar zijn geboorteplaats Tilburg. In het gezelschap van professoren en medestudenten bereikte hij eerst de Norbertijner abdij van Tongerloo, waar een gastmaal gereed stond. Tegen de avond bereikten zij het dorp Geel, dat zeer vereerd was met het bezoek en hem een souper bereidde, met bal na. De volgende dag kondigde het gelui van klokken en het gebulder van kanongeschut de dorpelingen aan dat de primus hen ging verlaten. In Turnhout aangekomen, werd hij naar de Sint Pieterskerk gevoerd, waar een Te Deum gezongen werd. In het raadhuis volgde nog een feestavond. Daags daarna werd de reis naar Tilburg voortgezet. Aan de grens van de heerlijkheid Tilburg en Goirle wachtte de graaf van Hogendorp van Steenbergen de primus op. De graaf was omringd door de leden van drie broederschappen die het kostuum van hun ambachten en blazoenen droegen. Een stoet van tweehonderd ruiters, voorafgegaan door een aantal muzikanten, vormde de erewacht van de jeugdige overwinnaar en sloot zich aan bij de Leuvense studenten. De primus en zijn hoofd-professor werden in de grafelijke koets genodigd, zijn ouders in de tweede, zijn broers en zusters in de derde en zijn verdere familieleden in volgende koetsen. De gehele stoet werd gesloten door de gravin van Hogendorp van Steenbergen. Wegen en straten waren met vlaggen en bloemfestoenen getooid. Erebogen droegen opschriften en toepasselijke zinnebeelden. De volgende dag begonnen de vreugdebetogingen pas goed, om verscheidene dagen aan te houden. Spelen, volksvermaken en vreugdevuren werden aangericht in oprechte hartelijkheid. Heel Tilburg vierde feest, vriendschapsbanden werden gesloten en de Leuvense studenten konden het zo goed vinden met de leden van het Gilde Sint Joris, dat ze het vaandel van hun pedagogie 't Vercken, waarin een grote afbeelding van een varken prijkte, als aandenken achterlieten. Dit eeuwenoude kleinood is in 1919 jammerlijk verbrand. Het vaandel dat zich nu in het bezit van het gilde bevindt is een getrouwe kopie ervan. Over Anthonius van Gils staat verder beschreven: ´Nimmer heeft men kunnen bespeuren dat gevoelens van ijdelheid of eigenwaan zijn altoos nederig hart waren binnen geslopen´. In zijn geboorteplaats zijn van zijn gedachtenis alleen de vaandel-kopie en de straatnamen Primus van Gilsstraat en Primus van Gilspark nog over. De geleerde president hechtte er aan om in Anthonius de letter h te behouden. Was het omdat ´anthos´ het Griekse woord voor ´bloem´ is? In Tilburg was men immers uitbundig in zijn lof in 1779:
´Tilborgh waar ge ook op moogt roemen, dit zij tot uw meerd´ren Lof,
dat Vrouw Pallas zulke bloemen, heeft geplukt in uwen Hof´. |
Bronnen | |
• | L.H.C. Schutjes Geschiedenis van het bisdom ´s-Hertogenbosch II (1872) 186 e.v. |
• | P.D.M. Pijnenburg Primus van Gils en zijn Varken, CuBra; |
• | Bossche Bijdragen XIII (1935) 11 e.v., 38-39 |
• | Ferd. Franssen, 'De troebelen in het Bossche vicariaat tijdens de overheersching van Napoleon' in: Bossche Bijdragen I (1917-1918) 171 e.v. |
• | Ton Vogel Schuilkerken en hun bedienaren in ´s-Hertogenbosch 1629-1811 (2010) 67-70, 108-110 |
• | J.A. Coppens Nieuwe beschrijving van het bisdom van ´s-Hertogenbosch naar aanleiding van het Katholijk Meijerijsch Memorieboek van A. van Gils I (1840) 299 e.v., 323-334. Met dank aan N. Smulders, pr. voor zijn adviezen. |
Begraven te Schijndel; lagere studie aan het College in Turnhout; stud. Universiteit van Leuven. Behaalde de eerste plaats licentiaat in de wijsbegeerte, in 1785 licentiaat in de Godgeleerdheid, werd vereerd met de doctorale hoed; weigerde het aanbod van keizer Jozef II om een leerstoe in zijn seminarie-generaal te bekleden; ging terug naar het Bossche vicariaat, stichtte klein seminarie Veebeek in Berlicum, kocht het landgoed Beekvliet aan voor het klein-seminarie, was mede-stichter van het groot-seminarie Nieuw-Herlaer te Sint-Michielsgestel en daarvan de eerste president. Publicatie: De Ephemerides (dagboek 1806-1812). Overleed op kasteel Herlaer. | 68 |
Gedoopt in de R.K. Kerk van St. Dionysius te Tilburg 29 juli 1758, vader Johannes Baptist, overleden te Tilburg 30 mei 1801, oud 78 jaar, moeder Johanna Bruers, overleden te Tilburg december 1794 (S Tilburg 10 en Bossche Bijdragen 1934 blz. 224); | 388 |
bezocht de Latijnse school te Turnhout en ging in 1777 naar Leuven (Bossche Bijdragen 1934 blz. 204); werd in 1779 als primus te Leuven uitgeroepen (Bossche Bijdragen 1935 blz. 11, Brab. Jaarboek 1949 blz. 75 en De Oranjeboom 1950 blz. 114); 5 juli 1785 licentiaat in de godgeleerdheid te Leuven, 17 juni 1786 assistent te Eindhoven; 8 december 1786 - 1790 rector van het R.K. Bedehuis in de Vughterstraat te 's-Hertogenbosch; in 1790 professor in de theologie te Leuven; 8 december 1797 assistent te Boxtel en 24 december 1797 in St. Catrien te 's-Hertogenbosch; 1 januari 1798 president van het R.K. Seminarie van het bisdom 's-Hertogenbosch, opgericht 29 januari 1798 aan de Oude Dieze, dat in 1799 werd overgeplaatst naar Nieuw-Herlaer onder St. Michielsgestel en vervolgens in 1839 in Haaren werd gevestigd (Tax. 1924 blz. 13 en St. Jansklokken 17 januari 1948 blz. 2); werd in 1812 naar Dijon en Mechelen verbannen (Bossche Bijdragen 1923); had in 1814 als president van het Seminarie te Nieuw-Herlaer een staatssalaris van ƒ 400.- (A.R.A. Min. van Bin.Z. 2360 no 697); overleden te St. Michielsgestel 10 juni 1834 en begraven te Schijndel 13 juni 1834 (N.B.S. St. Michielsgestel, Tax. 1916 blz. 127 en Schutjes II blz. 189-192). | 389 |
1919 |
H. van AlphenAnthonius van GilsBossche Bijdragen II (1919) 336-337 |
|
1934 |
Th. GoossensAnthonius van Gils † 10 juni 1834Bossche Bijdragen XII (1934) 169-184 |
|
1934 |
Th. GoossensAnthonius van Gils als geschiedschrijverBossche Bijdragen XII (1934) 185- 200 |
|
1934 |
W.J.M. BurchHet dagboek van Anthonius van Gils, van 1 december 1797 tot 17 augustus 1801Bossche Bijdragen XII (1934) 201-352 |
|
1934 |
J.C. van der LoosAnthonius van Gils in betrekking tot de Noord-Nederlandsche MissieBossche Bijdragen XII (1934) 353-373 |
|
1935 |
P.J.M. van GilsAnthonius van Gils : Primus van LeuvenBossche Bijdragen XIII (1935) 11-27 |
|
1935 |
M. van de VenDe Ballingschap van Anthonius van GilsBossche Bijdragen XIII (1935) 28-37 |
|
1935 |
Lamb. de WijsAnt. van Gils renuncieert op zijn erfenisBossche Bijdragen XIII (1935) 38-39 |
|
1936 |
J.H.J.M. WitloxAnthonius van Gils : een levens- en karakterbeeldVaria Historica (1936) 169-182 |
|
1965 |
P. HarkxDe Ephemerides van Anthonius van GilsBossche Bijdragen XXVIII (1965) 1-176; XXVIII (1966) 177-300 |
|
2009 |
Twan van Lierop'Maak de kerk los van de staat'Brabants Dagblad zaterdag 11 april 2009 |
Maarten Duijvendak, Rooms, rijk of regentesk (1990) 133, 138, 139, 141
H.F.J.M. van den Eerenbeemt, Geschiedenis van Noord-Brabant (1996-1997) I. 51, 346, 348, 356
H.F.J.M. van den Eerenbeemt en M.F.A. Linders-Rooijendijk, Vreemde militairen in een gesloten samenleving LXVII (1986) 7
Ferd. Franssen, 'De troebelen in het Bossche Vicariaat tijdens de overheersching van Napoleon I' in: Bossche Bijdragen (1917) I. 87-88
P. Harkx, 'De Ephemeridus van Anthonius van Gils' in: Bossche Bijdragen (1965) XXVIII. 1-176; (1966) XXVIII. 177-300
A.C.M. Kappelhof, De belastingheffing in de Meierij van Den Bosch gedurende de Generaliteitsperiode (1648-1730) LXIX (1986) 12
A.F.J. van Kempen, Gouvernement tussen Kroon en Statenfacties LXXVI (1988) 62, 184, 225
P.B.A. Melief, Joannes van Hooydonk LXXI (1987) 21
A.R.M. Mommers, Brabant van generaliteitsland tot gewest (1953) 388-389
Charles de Mooij, Eindelyk uit d'Onderdrukking (1988) 62, 100
M.A. Nauwelaerts, Latijnse school en onderwijs te 's-Hertogenbosch tot 1629 XXX (1974) 6
Jan van Oudheusden, Geschiedenis van Brabant van het hertogdom tot heden (2004) 546, 280, 581
C. Peeters, De Sint Janskathedraal te 's-Hertogenbosch (1985) 7
J.W.M. Peijnenburg, Van Roomsche Zegeningen en Paapsche Stoutigheden (2009) 176, 177, 179, 180, 181, 182, 183, 184, 186, 233
L.H.C. Schutjes, Geschiedenis van het bisdom 's-Hertogenbosch (1876) II. 189
Aart Vos, 's-Hertogenbosch : De geschiedenis van een Brabantse stad 1629-1990 (1997) 244, 249
J.H.J.M. Witlox, 'Anthonius van Gils', in: Varia Historica (1936) 169-182
H.J. Zomerdijk, Het muziekleven in Noord-Brabant 1770-1850 LI (1981) 64